Alleen nog maar heimwee naar het Nederlands elftal
Van Australië trekt nog altijd de ruimte, de rust en de oneindige natuur
NRC Next: 28 mei 2007; Door Rob Schoof.
De eerste generatie Nederlandse migranten dunt snel uit in Australië. De jongere lichting Nederlanders down under past zich beter aan en heeft minder heimwee. Maar de saamhorigheid onder landgenoten is onveranderd groot.
Een Penetrante walm van oliebollen trekt langs de draaiorgels op het terrein van de Rembrandt club. Onder een slinger rood-wit-blauwe vlaggetjes moeten Engelina (65) en Albert (68) Lambregts hun stem verheffen om Het kleine café aan de haven te trotseren. Bij de ingang had een levensgrote foto van tante Leen met een bordje ‘welkom’ al aangekondigd dat de jaren vijftig om de hoek liggen bij de club van Nederlandse emigranten in Sydney.
Eén keer per jaar organiseren de emigranten hun Dutch Festival, vertelt Engelina. Om hun vervagende herinneringen aan Holland op te halen, om Goude kaas te kopen, of ontbijtkoek. Een ouder stel speelt een potje Scrabble. In september woont Engelina precies vijftig jaar in Australië. Zelf zou ze wel terugwillen naar Nederland, maar ze is te lang weg. “Mijn straat in Den Haag bestaat niet meer. Mijn kinderen willen hier niet weg. Ze hebben niets met Nederland. So, ik moet hier blijven.”
Drie dagen duur het festival bij de Rembrandt Club, gevestigd op een troosteloos industrieterrein in St. Mary’s, een voorstadje van Sydney. Toch is het jaarlijkse evenement stervende, simpelweg omdat de eerste generatie Nederlandse emigranten snel uitdunt. Een enkele jongere kijkt wat verveeld rond in de Dutch Shop. Over het algemeen hebben de Australische kinderen weinig interesse voor ‘lange vingers’ of De Ruyter’s vruchtenhagel. “Vroeger had je ook allemaal carnavalsverenigingen in Sydney”, zegt Engelina. “Maar ze zijn verdwenen.” Zoals de wekelijkse krant The Dutch Australian in 2005 na vijftig jaar ook ter ziele ging.
Ze mist Nederland wel. “Vooral de gezelligheid. Lekkere muziek, samen een borreltje drinken. Dat heb je hier niet. Ik mis de kroegjes. Even bij elkaar aanwippen.” Toch heeft Lambregts geen spijt van haar vertrek. “Niet really. Ik moest destijds mee met mijn vader. Hij was schoenmaker. Ik weet niet of het beter zou zijn geweest als we in Holland waren gebleven.”
De Nederlanders zochten elkaar op in Australië. Velen spraken slecht Engels. Via een Nederlandse vriendin leerde Engelina na tien jaar de Nederlander Albert kennen, met wie ze trouwde. Na een halve eeuw Australië heeft ze nog altijd geen Australisch paspoort. “Het is er nooit van gekomen. Tegenwoordig moet je ervoor betalen, maar dat doe ik niet.” En ze komt nog steeds bij de Hollandse winkel voor haar Goudse kaas en de potjes spinazie – “die maak ik nog met een eitje”. “Als je diep in mijn hartje kijkt, ben ik nog steeds Hollands.” Veel Australische vrienden hebben ze niet. “Nee, we gaan vooral om met de familie en met Nederlandse vrienden. Kijk daar, mijn oude buurjongen uit Den Haag. Die woonden boven ons.” Net als bij anderen is het Holland-gevoel in de loop van de jaren sterker geworden, zegt ze. De oude dag brengt een soort melancholisch verlangen naar het Holland uit de jeugd. Sinds enkele jaren kijken ze via BVN ‘s avonds naar het Journaal.
Dat lukt Madeleine Hoogenhout-Thesseling (35) niet. Zij studeerde pedagogiek in Groningen voordat zij in 1996 met alleen een rugzak naar Australië trok. Na een jaar werken en reizen besloot ze te blijven, nadat ze Niek Hoogenhout had leren kennen, een Nederlande bankier die er al woonde. Inmiddels zijn ze getrouwd en hebben ze twee dochters van 4 en 6 jaar. Ze is bestuurslid van de Nederlandse school De Kangoeroe. Ze ging niet weg omdat ze uit Nederland weg wilde. “Eigenlijk ben ik hier gebleven omdat ik verliefd was”, zegt ze op een terras in haar chique woonwijk Hunters Hill, op een schiereilandje in de haven van Sydney. “Maar ik werd ook verliefd op Australië, vooral de easy going lifestyle en de vriendelijkheid van de mensen. Ze hoeven niets van je. Verder trekken de ruimte en de natuur. We gaan vaak kamperen in de wildernis. Dan zie je dieren waar je nog nooit van had gehoord.”
Na tien jaar heeft Madeleine niet het gevoel dat ze is geëmigreerd. “Witte zakdoekjes op de kade, zoals vroeger bij de boot, dat was emigreren. Wij gaan elke zomer een maand naar Nederland, om onze familie en vrienden te zien.” Aanvankelijk hadden ze weinig contact met Nederlanders, maar na een jaargroeide de groep. Nu gaan de meiden van vijf Nederlandse koppels regelmatig met elkaar op stap. Gewoon omdat het leuke vrienden zijn, zoals Caroline Gallagher-De Vlugt (35), afkosmtig uit Aerdenhout, die is aangeschoven aan ons tafeltje. Zij landde tien jaar geleden in Sydney en is getrouwd met een Australiër. Beide vriendinnen spreken elkaar vrijwel dagelijks. Ze wijzen op het verschil tussen Australische en Nederlandse vrienden. Madeleine: “Australische mannen vinden het raar als hun vrouwen een weekendje op stap gaan. Daar worden grappen over gemaakt. Nederlandse vrouwen zijn veel onafhankelijker. Die doen dat gewoon.”
Toch praten ze weinig over Nederland, zegt Madeleinde. “We kijken wel samen naar bijvoorbeeld het wereldkampioenschap voetbal. Dan komen alle Nederlanders midden in de nacht samen om kroketten te eten.” Ze hebben evenveel Nederlandse als Australische vrienden. “Het is heel gemakkelijk contact te leggen met Australiërs”, zegt Caroline. “Je wordt meteen op de barbecue uitgenodigd. Maar voor een echte vriendschap moet je heel hard werken. Zelfs in mijn schoonfamilie.”
Madeleine’s dochtertje Isabella (6) gaat naar de gewone Australische school in de buurt, maar ze krijgt ook één keer per week twee uur Nederlandse les bij een lokale dependance van de Nederlandse school in Sydney, de Kangoeroe. “Ik vind het heel belangrijk hen tweetalig op te voeden”, zegt Madeleine. “Het is een deel van ons verleden. Veel ouders hier hebben er spijt van dat ze die kans hebben laten lopen voor hun kinderen. Tot voor kort was het de trend het Italiaans of het Nederlands helemaal te vergeten, nu wordt tweetaligheid gestimuleerd.”
Zelf hebben ze geen Australisch paspoort, omdat de Nederlandse overheid helaas geen dubbele nationaliteit toestaat. “Helaas niet”, zegt Madeleine. “Ik zou morgen het Australische paspoort halen en met tranen in mijn ogen het volkslied aanhoren. Dat heb ik ook met het Wilhelmus.”
Maar heimwee hebben ze niet, hoewel Madeleine haar zusje in Amsterdam mist. “Met haar e-mail ik veel. Maar ik kijk nooit naar het Nederlandse nieuws of naar Nederlandse websites. Dat soort dingen mis ik absoluut niet.” Maar Sinterklaar wordt nog trouw gevierd in Hunters Hill, met appeltaart en chocolademelk. En Madeleine vraagt om tijdschriften als Linda, Red en Opzij als kennissen uit Nederland komen.
Haar man kijkt naar het Nederlandse voetbal op televisie. “Wat ik mis is Indonesisch eten. Ik maak pannekoeken met spek en stroop. En als de winter begint maar ik kaasfondue.”
Hans Westerbeek (41) en zijn echtgenote Loes Westerbeek-Veld (36), uit hoogeveen, kwamen twaalf jaar geleden in Melbourne. Hans werd door Deakin University gevraagd te solliciteren naar een baan als docent sportmanagement. “We hadden net een huis in Groningen gekocht, Loes studeerde nog geschiedenis. We dachten altijd al dat we naar het buitenland zouden gaan, Amerika of Canada. Het onbekende trok ons. We waren er nog nooit geweest, maar Melbourne klonk zo exotisch.” Terwijl Hans door zijn eerste colleges ploeterde, verkocht Loes het huis in Groningen.
De eerste vijf jaar zagen ze nauwelijks Nederlanders. Loes, nu in het bezit van een PhD migratiegeschiedenis: “We spraken alleen Nederlands als we samen waren.” Ze werden opgevangen door Hans’ collega’s op de universiteit, allemaal Australiërs. “Ik deed de eerste jaren zelfs mijn best om Nederland op afstand te houden”, zegt Hans. “Ik wilde mezelf laten zien als een man van de wereld, niet iemand die het oude nest nodig heeft.”
Desondanks zagen ze hun verhuizing naar Melbourne nooit als emigratie. “We hebben nooit gezegd: we blijven hier voor de rest van ons leven”, zegt Hans, nu hoogleraar sportmanagement aan La Trobe University. “Als er iets anders langskomt, bijvoorbeeld Harvard, gaan we misschien daarheen. We blijven hier zolang we het leuk vinden. We zijn hier gelukkig.” Vooral de ruimte, de rust, de veiligheid, de oneindige natuur en het buitenleven bindt hen.
Typerend voor de jonge generatie emigranten is dat zij niet emigreren, maar elders gaan wonen. Hans: “Het is een soort constante migratie. Je gaat ergens wonen en kijkt of het bevalt. Jonge professionals hebben geld genoeg om te reizen en van baan te veranderen als dat nodig is. Oudere immigranten hebben dat niet.” Internet en de toegenomen mobilitiet spelen daarbij een rol, zegt Hans, die twee of drie keer per jaar naar Nederland gaat, meestal voor congressen of zaken.
Toch merken beiden dat het gemakkelijker is contacten te hebben met mensen die hun wortels elders hebben, dan met echte Melburnians. Loes: “Vooral tijdens feestdagen is het moeilijk in te breken in een familieaangelegenheid. Met Pasen spreken we af met mensen die hier ook geen familie hebben.” Maar Nederland is nooit ver weg. Hans leest dagelijks de Nederlandse kranten via internet, naast zijn Australische krant. Ondanks twaalf jaar Melbourne weet hij precies dat voetballer Giovanni van Bronckhorst onlangs tegen Slovenië vlak voor tijd het winnende doelpunt maakte voor het Nederlands elftal. Hans speelt voor een zaalvoetbalteam met de naar ‘Van Basten’, met een aantal Australiërs. “Het amateurvoetbal is heel erg langs etnische lijnen ingericht. Je speelt hier tegen Griekse of Servische clubs.” En als het Nederlands elfstal speelt, trekt Hans een oranje shirt aan. “Je bent toch meer Nederlander dan Australiër. Daar liggen je roots. Zo kijkt Loes regelmatig Pauw & Witteman, via internet.
Ook zijn er volop contacten met Nederlanders. Hans zit vijf jaar in het bestuur van de Kamer van Koophandel, Loes hielp mee met het opzetten van een Nederlandse school, werkte op het consulaar en was acht jaar bestuurslid van de Erasmus Foundation, een Nederlands-Australische culturele organisatie. “Je hoeft niet volledig ‘Australisch’ te worden om te integreren”, zegt Hans. “Integreren gaat veel meer om meedoen in de maatschappij. Het mooie van Australië is dat je je indentiteit mag behouden, zolang die maar niet in conflict is met de maatschappij. Dan is integreren niet moeilijk maar juist heel verrijkend, omdat al die verschillen leiden tot diversiteit.”
Toch zit hun huis op verjaardagen niet vol met Hollanders. “Ze komen wel, maar ook Australiërs”, zegt Hans. “Eén van mijn beste maten is een Aussie.” Wel zouden zij graag een Australisch paspoort aanvragen, maar ze willen niet hun Nederlandse nationaliteit opgeven. Hans: “Dan snij je toch een stuk van je voet af.” Loes verbaast zich soms over de integratiediscussie in Nederland. “De politiek heeft de mond vol van integratie van allochtonen, maar als iemand van het koninklijke huis naar Australië komt, belichten de media vooral het bezoek aan de Nederlandse gemeenschap en het programma vol koekhappen, draaiorgels en klederdracht. De booschap zou dan kunnen zijn dat Nederlanders slecht integreren, dat ze krampachtig vasthouden aan oude gewoonten, in plaats van dit als een culturele identiteit te presenteren. En als Nederlanders in het buitenland mogen vasthouden aan hun klompen, tulpen en molens, waarom mag een Nederlandse moslim in Turkse klederdracht dat dan niet? Integreren betekent toch uiteindelijk gewoon dat we samen kunnen leven?”
Van Australië trekt nog altijd de ruimte, de rust en de oneindige natuur
NRC Next: 28 mei 2007; Door Rob Schoof.
De eerste generatie Nederlandse migranten dunt snel uit in Australië. De jongere lichting Nederlanders down under past zich beter aan en heeft minder heimwee. Maar de saamhorigheid onder landgenoten is onveranderd groot.
Een Penetrante walm van oliebollen trekt langs de draaiorgels op het terrein van de Rembrandt club. Onder een slinger rood-wit-blauwe vlaggetjes moeten Engelina (65) en Albert (68) Lambregts hun stem verheffen om Het kleine café aan de haven te trotseren. Bij de ingang had een levensgrote foto van tante Leen met een bordje ‘welkom’ al aangekondigd dat de jaren vijftig om de hoek liggen bij de club van Nederlandse emigranten in Sydney.
Eén keer per jaar organiseren de emigranten hun Dutch Festival, vertelt Engelina. Om hun vervagende herinneringen aan Holland op te halen, om Goude kaas te kopen, of ontbijtkoek. Een ouder stel speelt een potje Scrabble. In september woont Engelina precies vijftig jaar in Australië. Zelf zou ze wel terugwillen naar Nederland, maar ze is te lang weg. “Mijn straat in Den Haag bestaat niet meer. Mijn kinderen willen hier niet weg. Ze hebben niets met Nederland. So, ik moet hier blijven.”
Drie dagen duur het festival bij de Rembrandt Club, gevestigd op een troosteloos industrieterrein in St. Mary’s, een voorstadje van Sydney. Toch is het jaarlijkse evenement stervende, simpelweg omdat de eerste generatie Nederlandse emigranten snel uitdunt. Een enkele jongere kijkt wat verveeld rond in de Dutch Shop. Over het algemeen hebben de Australische kinderen weinig interesse voor ‘lange vingers’ of De Ruyter’s vruchtenhagel. “Vroeger had je ook allemaal carnavalsverenigingen in Sydney”, zegt Engelina. “Maar ze zijn verdwenen.” Zoals de wekelijkse krant The Dutch Australian in 2005 na vijftig jaar ook ter ziele ging.
Ze mist Nederland wel. “Vooral de gezelligheid. Lekkere muziek, samen een borreltje drinken. Dat heb je hier niet. Ik mis de kroegjes. Even bij elkaar aanwippen.” Toch heeft Lambregts geen spijt van haar vertrek. “Niet really. Ik moest destijds mee met mijn vader. Hij was schoenmaker. Ik weet niet of het beter zou zijn geweest als we in Holland waren gebleven.”
De Nederlanders zochten elkaar op in Australië. Velen spraken slecht Engels. Via een Nederlandse vriendin leerde Engelina na tien jaar de Nederlander Albert kennen, met wie ze trouwde. Na een halve eeuw Australië heeft ze nog altijd geen Australisch paspoort. “Het is er nooit van gekomen. Tegenwoordig moet je ervoor betalen, maar dat doe ik niet.” En ze komt nog steeds bij de Hollandse winkel voor haar Goudse kaas en de potjes spinazie – “die maak ik nog met een eitje”. “Als je diep in mijn hartje kijkt, ben ik nog steeds Hollands.” Veel Australische vrienden hebben ze niet. “Nee, we gaan vooral om met de familie en met Nederlandse vrienden. Kijk daar, mijn oude buurjongen uit Den Haag. Die woonden boven ons.” Net als bij anderen is het Holland-gevoel in de loop van de jaren sterker geworden, zegt ze. De oude dag brengt een soort melancholisch verlangen naar het Holland uit de jeugd. Sinds enkele jaren kijken ze via BVN ‘s avonds naar het Journaal.
Dat lukt Madeleine Hoogenhout-Thesseling (35) niet. Zij studeerde pedagogiek in Groningen voordat zij in 1996 met alleen een rugzak naar Australië trok. Na een jaar werken en reizen besloot ze te blijven, nadat ze Niek Hoogenhout had leren kennen, een Nederlande bankier die er al woonde. Inmiddels zijn ze getrouwd en hebben ze twee dochters van 4 en 6 jaar. Ze is bestuurslid van de Nederlandse school De Kangoeroe. Ze ging niet weg omdat ze uit Nederland weg wilde. “Eigenlijk ben ik hier gebleven omdat ik verliefd was”, zegt ze op een terras in haar chique woonwijk Hunters Hill, op een schiereilandje in de haven van Sydney. “Maar ik werd ook verliefd op Australië, vooral de easy going lifestyle en de vriendelijkheid van de mensen. Ze hoeven niets van je. Verder trekken de ruimte en de natuur. We gaan vaak kamperen in de wildernis. Dan zie je dieren waar je nog nooit van had gehoord.”
Na tien jaar heeft Madeleine niet het gevoel dat ze is geëmigreerd. “Witte zakdoekjes op de kade, zoals vroeger bij de boot, dat was emigreren. Wij gaan elke zomer een maand naar Nederland, om onze familie en vrienden te zien.” Aanvankelijk hadden ze weinig contact met Nederlanders, maar na een jaargroeide de groep. Nu gaan de meiden van vijf Nederlandse koppels regelmatig met elkaar op stap. Gewoon omdat het leuke vrienden zijn, zoals Caroline Gallagher-De Vlugt (35), afkosmtig uit Aerdenhout, die is aangeschoven aan ons tafeltje. Zij landde tien jaar geleden in Sydney en is getrouwd met een Australiër. Beide vriendinnen spreken elkaar vrijwel dagelijks. Ze wijzen op het verschil tussen Australische en Nederlandse vrienden. Madeleine: “Australische mannen vinden het raar als hun vrouwen een weekendje op stap gaan. Daar worden grappen over gemaakt. Nederlandse vrouwen zijn veel onafhankelijker. Die doen dat gewoon.”
Toch praten ze weinig over Nederland, zegt Madeleinde. “We kijken wel samen naar bijvoorbeeld het wereldkampioenschap voetbal. Dan komen alle Nederlanders midden in de nacht samen om kroketten te eten.” Ze hebben evenveel Nederlandse als Australische vrienden. “Het is heel gemakkelijk contact te leggen met Australiërs”, zegt Caroline. “Je wordt meteen op de barbecue uitgenodigd. Maar voor een echte vriendschap moet je heel hard werken. Zelfs in mijn schoonfamilie.”
Madeleine’s dochtertje Isabella (6) gaat naar de gewone Australische school in de buurt, maar ze krijgt ook één keer per week twee uur Nederlandse les bij een lokale dependance van de Nederlandse school in Sydney, de Kangoeroe. “Ik vind het heel belangrijk hen tweetalig op te voeden”, zegt Madeleine. “Het is een deel van ons verleden. Veel ouders hier hebben er spijt van dat ze die kans hebben laten lopen voor hun kinderen. Tot voor kort was het de trend het Italiaans of het Nederlands helemaal te vergeten, nu wordt tweetaligheid gestimuleerd.”
Zelf hebben ze geen Australisch paspoort, omdat de Nederlandse overheid helaas geen dubbele nationaliteit toestaat. “Helaas niet”, zegt Madeleine. “Ik zou morgen het Australische paspoort halen en met tranen in mijn ogen het volkslied aanhoren. Dat heb ik ook met het Wilhelmus.”
Maar heimwee hebben ze niet, hoewel Madeleine haar zusje in Amsterdam mist. “Met haar e-mail ik veel. Maar ik kijk nooit naar het Nederlandse nieuws of naar Nederlandse websites. Dat soort dingen mis ik absoluut niet.” Maar Sinterklaar wordt nog trouw gevierd in Hunters Hill, met appeltaart en chocolademelk. En Madeleine vraagt om tijdschriften als Linda, Red en Opzij als kennissen uit Nederland komen.
Haar man kijkt naar het Nederlandse voetbal op televisie. “Wat ik mis is Indonesisch eten. Ik maak pannekoeken met spek en stroop. En als de winter begint maar ik kaasfondue.”
Hans Westerbeek (41) en zijn echtgenote Loes Westerbeek-Veld (36), uit hoogeveen, kwamen twaalf jaar geleden in Melbourne. Hans werd door Deakin University gevraagd te solliciteren naar een baan als docent sportmanagement. “We hadden net een huis in Groningen gekocht, Loes studeerde nog geschiedenis. We dachten altijd al dat we naar het buitenland zouden gaan, Amerika of Canada. Het onbekende trok ons. We waren er nog nooit geweest, maar Melbourne klonk zo exotisch.” Terwijl Hans door zijn eerste colleges ploeterde, verkocht Loes het huis in Groningen.
De eerste vijf jaar zagen ze nauwelijks Nederlanders. Loes, nu in het bezit van een PhD migratiegeschiedenis: “We spraken alleen Nederlands als we samen waren.” Ze werden opgevangen door Hans’ collega’s op de universiteit, allemaal Australiërs. “Ik deed de eerste jaren zelfs mijn best om Nederland op afstand te houden”, zegt Hans. “Ik wilde mezelf laten zien als een man van de wereld, niet iemand die het oude nest nodig heeft.”
Desondanks zagen ze hun verhuizing naar Melbourne nooit als emigratie. “We hebben nooit gezegd: we blijven hier voor de rest van ons leven”, zegt Hans, nu hoogleraar sportmanagement aan La Trobe University. “Als er iets anders langskomt, bijvoorbeeld Harvard, gaan we misschien daarheen. We blijven hier zolang we het leuk vinden. We zijn hier gelukkig.” Vooral de ruimte, de rust, de veiligheid, de oneindige natuur en het buitenleven bindt hen.
Typerend voor de jonge generatie emigranten is dat zij niet emigreren, maar elders gaan wonen. Hans: “Het is een soort constante migratie. Je gaat ergens wonen en kijkt of het bevalt. Jonge professionals hebben geld genoeg om te reizen en van baan te veranderen als dat nodig is. Oudere immigranten hebben dat niet.” Internet en de toegenomen mobilitiet spelen daarbij een rol, zegt Hans, die twee of drie keer per jaar naar Nederland gaat, meestal voor congressen of zaken.
Toch merken beiden dat het gemakkelijker is contacten te hebben met mensen die hun wortels elders hebben, dan met echte Melburnians. Loes: “Vooral tijdens feestdagen is het moeilijk in te breken in een familieaangelegenheid. Met Pasen spreken we af met mensen die hier ook geen familie hebben.” Maar Nederland is nooit ver weg. Hans leest dagelijks de Nederlandse kranten via internet, naast zijn Australische krant. Ondanks twaalf jaar Melbourne weet hij precies dat voetballer Giovanni van Bronckhorst onlangs tegen Slovenië vlak voor tijd het winnende doelpunt maakte voor het Nederlands elftal. Hans speelt voor een zaalvoetbalteam met de naar ‘Van Basten’, met een aantal Australiërs. “Het amateurvoetbal is heel erg langs etnische lijnen ingericht. Je speelt hier tegen Griekse of Servische clubs.” En als het Nederlands elfstal speelt, trekt Hans een oranje shirt aan. “Je bent toch meer Nederlander dan Australiër. Daar liggen je roots. Zo kijkt Loes regelmatig Pauw & Witteman, via internet.
Ook zijn er volop contacten met Nederlanders. Hans zit vijf jaar in het bestuur van de Kamer van Koophandel, Loes hielp mee met het opzetten van een Nederlandse school, werkte op het consulaar en was acht jaar bestuurslid van de Erasmus Foundation, een Nederlands-Australische culturele organisatie. “Je hoeft niet volledig ‘Australisch’ te worden om te integreren”, zegt Hans. “Integreren gaat veel meer om meedoen in de maatschappij. Het mooie van Australië is dat je je indentiteit mag behouden, zolang die maar niet in conflict is met de maatschappij. Dan is integreren niet moeilijk maar juist heel verrijkend, omdat al die verschillen leiden tot diversiteit.”
Toch zit hun huis op verjaardagen niet vol met Hollanders. “Ze komen wel, maar ook Australiërs”, zegt Hans. “Eén van mijn beste maten is een Aussie.” Wel zouden zij graag een Australisch paspoort aanvragen, maar ze willen niet hun Nederlandse nationaliteit opgeven. Hans: “Dan snij je toch een stuk van je voet af.” Loes verbaast zich soms over de integratiediscussie in Nederland. “De politiek heeft de mond vol van integratie van allochtonen, maar als iemand van het koninklijke huis naar Australië komt, belichten de media vooral het bezoek aan de Nederlandse gemeenschap en het programma vol koekhappen, draaiorgels en klederdracht. De booschap zou dan kunnen zijn dat Nederlanders slecht integreren, dat ze krampachtig vasthouden aan oude gewoonten, in plaats van dit als een culturele identiteit te presenteren. En als Nederlanders in het buitenland mogen vasthouden aan hun klompen, tulpen en molens, waarom mag een Nederlandse moslim in Turkse klederdracht dat dan niet? Integreren betekent toch uiteindelijk gewoon dat we samen kunnen leven?”